In het gesprek vertelt u de Wmo-consulent over uw omstandigheden, de problemen waar u tegenaan loopt en wat u eventueel al zelf heeft ondernomen om deze op te lossen.
De consulent inventariseert met u wat uw eigen mogelijkheden zijn en op welke punten u behoefte heeft aan ondersteuning. Vervolgens zoeken we samen naar geschikte oplossingen. Daarbij houden we de volgende lijn aan.
1. Directe omgeving:
Eerst kijken we naar wat u zelf wilt en kunt doen en hoe mensen in uw directe omgeving, zoals familie, buren en vrijwilligers, u kunnen helpen. Het kan ook zijn dat mensen uit het vrijwilligersnetwerk iets voor u kunnen betekenen.
2. Algemene regelingen en voorzieningen:
Als die hulp niet volstaat om uw problemen het hoofd te bieden, gaan we met u na of er ook algemene voorzieningen, regelingen, middelen of producten zijn die aan een oplossing bijdragen. Voorbeelden daarvan zijn:
- voorzieningen in de buurt, zoals een boodschappen- of maaltijdservice, een klussendienst of een vrijwilliger die met u op stap gaat.
- wettelijke regelingen, zoals kinderopvang, zorg- of huurtoeslag
- hulpmiddelen via de ziektekos¬tenverzekeraar
- algemeen gebruikelijke producten, zoals een handgreep of een verhoogd toilet , die tegen een geringe meerprijs in reguliere winkels te koop zijn.
3. Individuele voorzieningen:
Mochten deze mogelijkheden voor u onvoldoende uitkomst bieden, dan kijken we of een individuele voorziening nodig is. Het kan daarbij onder meer gaan om: hulp bij het huishouden, een rolstoel, aangepast vervoer of een woonvoorziening.
Aan het eind van het gesprek zetten we de oplossingen nog eens op een rij en controleren we of deze passend zijn bij uw persoonlijke situatie.
Vindt u het prettig om een bekende bij het gesprek te hebben? Vraag gerust een familielid of andere naaste om daarbij aanwezig te zijn.
Vragenlijst
Wat zijn uw levensomstandigheden? In hoeverre ervaart u daarin beperkingen?
Denk aan:
- uw gezondheidstoestand
- uw woning, woonomgeving
- uw eventuele huisgenoten
- financiële situatie
Hoe redt u zich in het dagelijks leven? In hoeverre ervaart u daarin beperkingen?
Denk aan:
- uw huishouding (koken, wassen, schoonmaken)
- uw persoonlijke verzorging
- uw mobiliteit in en rond het huis
- uw mogelijkheden voor vervoer naar bijvoorbeeld winkels en familie
Hoe is uw sociale leven? Denk aan:
- de contacten die u zoal onderhoudt
- hobby’s, sport en andere activiteiten buitenshuis
- lidmaatschap van een vereniging
Van wie heeft u momenteel hulp? Denk daarbij aan:
- partner, huisgenoten, familie, buren en vrienden (mantelzorgers)
- vrijwilligers en medewerkers van maatschappelijke organisaties